Zwangerschapshypertensie onderzoek
Zwangerschapshypertensie is een hoge bloeddruk die ontstaat tijdens de zwangerschap, meestal na de 20e week. Uw bloeddruk is dan hoger dan normaal. Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn voor u en uw baby. Daarom is het belangrijk dat het op tijd wordt herkend en goed in de gaten wordt gehouden.
Stappenplan onderzoek zwangerschapshypertensie
Bij iedere zwangerschapscontrole wordt uw bloeddruk gemeten. U krijgt een band om uw bovenarm die wordt opgeblazen. De band is via een slangetje verbonden met de bloeddrukmeter. Terwijl de lucht de band uitloopt, luistert de verloskundige of arts met de stethoscoop in de elleboogplooi naar kloppende tonen van de slagader. Op de bloeddrukmeter wordt de bovendruk en onderdruk afgelezen.
De bloeddruk kan wisselen. Bij angst of inspanning kan deze namelijk hoger zijn. Bij sommige vrouwen stijgt de bloeddruk tijdens het spreekuur, soms ook door de bloeddrukmeting zelf. Dit is normaal.
Als uw bloeddruk in de tweede helft van de zwangerschap verhoogd is, vindt na korte tijd opnieuw controle plaats. Als de onderdruk ook dan verhoogd is, kan sprake zijn van zwangerschapshypertensie. U krijgt dan extra controles op de polikliniek Verloskunde.
De gynaecoloog verricht bloedonderzoek op het aantal bloedplaatjes en het functioneren van uw lever en nieren. Het eiwit in de urine zegt ook iets over de ernst van de hypertensie. Uw gewicht wordt gecontroleerd om te kijken of u veel vocht vasthoudt (oedeem). Dit verzamelt zich meestal in de onderbenen, u kunt dan putjes in de benen drukken die maar langzaam verdwijnen. Soms zwellen als gevolg van oedeem ook uw gezicht en handen op.
Voor beoordeling van de conditie van uw baby gaat de gynaecoloog de grootte van uw baarmoeder na en schat of uw baby groot genoeg is voor de duur van de zwangerschap. Echoscopisch onderzoek geeft hier ook informatie over op basis van de hoeveelheid vruchtwater.
Bij een ernstige vorm van hypertensie meet men soms tijdens het echoscopisch onderzoek de doorstroming van de bloedvaten in de navelstreng (Doppler-onderzoek). Vaak wordt ook een hartfilmpje van de baby gemaakt (CTG).
Hoe uw zwangerschap verder wordt begeleid, hangt af van de uitslagen van het onderzoek. Als de bevindingen meevallen, gaat u terug naar uw verloskundige of huisarts. In andere gevallen neemt de gynaecoloog de begeleiding over.
Poliklinische controles zijn voldoende als:
• U geen klachten heeft;
• Uw bloeddruk slechts matig verhoogd is (onder 100 mmHg);
• Er geen eiwit in de urine wordt gevonden;
• Uw bloeduitslagen normaal zijn;
• De baby normaal van grootte lijkt en goed beweegt.De kans op complicaties voor u en de baby zijn dan klein. Opname in het ziekenhuis of bloeddrukverlagende medicijnen zijn dan niet nodig. Wel moet u geregeld terugkomen voor controle.
Als de hypertensie ernstiger wordt, kan alsnog een ziekenhuisopname volgen. De gynaecoloog herhaalt bij elke controle de verschillende onderzoeken. Krijgt u tussen de controles door meer of nieuwe klachten of voelt u minder leven, neem dan contact op met de polikliniek Verloskunde.
Opname wordt geadviseerd bij:
• klachten;
• ernstige zwangerschapshypertensie (hoger dan 100 mmHg);
• eiwit in de urine;
• afwijkende bloeduitslagen;
• een duidelijke groeiachterstand van de baby;
• andere complicaties.Het doel van de ziekenhuisopname is bewaking van uw gezondheid en die van uw baby. In het ziekenhuis wordt dan ook regelmatig gevraagd of u klachten heeft. De bloeddruk wordt meerdere malen per dag gemeten en bloed- en urineonderzoek vindt regelmatig plaats.
Ook de conditie van de baby wordt in de gaten gehouden. Leven voelen is een belangrijk teken. Vaak maakt de verpleegkundige dagelijks een CTG en wordt echoscopisch onderzoek herhaald. Soms blijkt na enkele dagen dat de ernst van de zwangerschapshypertensie meevalt, zodat u weer naar huis kunt. In ernstiger gevallen blijft u langer opgenomen, vaak tot na de bevalling.
Meer informatie
Heeft u nog vragen? Neem dan gerust contact op met de polikliniek Verloskunde via nummer 0515 - 48 89 83.