Schouderprothese (anatomisch of omgekeerd)

Bij ernstige schouderklachten zoals artrose of groot rotator cuff-letsel kan een schouderprothese noodzakelijk zijn.

Er zijn twee hoofdtypen:

  1. Anatomische schouderprothese
    Deze prothese bootst de normale anatomie van de schouder na. Het wordt gebruikt wanneer de rotator cuff pezen (supraspinatus, infraspinatus, subscapularis en teres minor) nog intact zijn. Hierbij wordt de kop van de bovenarm vervangen door een metalen component en de kom door een kunststof element. Hiermee wordt de natuurlijke anatomie en daarmee de beweeglijkheid zoveel mogelijk intact gehouden.
  2. Omgekeerde schouderprothese
    Bij ernstig rotator cuff-letsel of complexe artrose wordt vaak gekozen voor een omgekeerde prothese. Hierbij worden de kop en kom omgedraaid, wat het mogelijk maakt om de schouder te bewegen met hulp van de deltaspier in plaats van de beschadigde pezen.

Indicaties

  • Gevorderde artrose van het glenohumerale gewricht
  • Rotator cuff arthropathie (artrose met ernstige peesschade)
  • Complexe fracturen van de schouderkop

Revalidatie
Na plaatsing van een schouderprothese wordt de arm tijdelijk geïmmobiliseerd met een draagband. Fysiotherapie start vaak binnen enkele dagen en is gericht op herstel van beweeglijkheid, spierkracht en functie. Bij een omgekeerde prothese ligt de nadruk op functioneel herstel met hulp van de deltaspier. Het herstelproces duurt gemiddeld 4 tot 6 maanden, afhankelijk van het type prothese en individuele belastbaarheid. Deze periode kan uitlopen tot een jaar na de operatie.

Complicaties

  • Infectie
  • Luxatie (uit de kom schieten)
  • Loslating van componenten
  • Nabloeding of zenuwschade
  • Stijfheid, verminderd functioneren

Verwante afdelingen