Schouderinstabiliteit

Bij een instabiele schouder kan de schouderkop uit de kom gaan (luxatie).

Het schoudergewricht bestaat uit een kop en een kom. Rond deze kom ligt een kraakbeenrand (het labrum) met daaraan vast het gewrichtskapsel en hieromheen de rotator cuff (4 spieren/pezen rondom de schouder). Dankzij deze structuren blijft de schouderkop goed in de schouderkom zitten. Bij een instabiele schouder kan de schouderkop uit de kom gaan (luxatie). 

Traumatische instabiliteit
Meestal ontstaat instabiliteit door een val of een ongeluk. Er kan dan letsel ontstaan, zoals een scheur in het labrum (zogeheten Bankart-laesie). Soms ontstaat er ook een indeuking in de schouderkop (Hill-Sachs defect). In deze gevallen spreken we van traumatische schouderinstabiliteit.

Bepaalde bewegingen, zoals het bovenhands heffen van uw arm (bijvoorbeeld bij werpen), vergroten het risico op luxatie. Dit kan gepaard gaan met acute pijn en het gevoel dat er iets verschuift in uw schouder.

Niet-traumatische of functionele instabiliteit: Multidirectionele Instabiliteit (MDI)
Naast traumatische luxaties bestaat er ook een vorm van instabiliteit waarbij de schouderkop te los in de kom zit, zonder dat er een ongeval aan voorafging. Dit wordt multidirectionele instabiliteit (MDI) genoemd. Hierbij kan de schouderkop in meerdere richtingen instabiel zijn (voorwaarts, achterwaarts en/of naar beneden).

MDI komt vaak voor bij jonge, actieve mensen met hypermobiele gewrichten of een verminderde spiercontrole. Ook bindweefselaandoeningen zoals Ehlers-Danlos kunnen een rol spelen.

Klachten bij schouderinstabiliteit (traumatisch en MDI)

  • Instabiel of ‘los’ gevoel in de schouder
  • Pijn, met name bij bovenhandse activiteiten
  • Schouder die (gedeeltelijk) uit de kom schiet
  • Verminderde kracht of bewegingsangst
  • Klikken, knappen of blokkeren van de schouder

Behandeling

  • Conservatief: De eerste stap bij zowel traumatische als MDI-klachten is fysiotherapie. De therapie richt zich op het versterken van de schouderspieren, verbeteren van de controle en stabilisatie van het gewricht. Bij MDI is langdurige en gerichte oefentherapie essentieel.
  • Operatief: bij recidiverende instabiliteit, vooral na trauma en bij aangetoond letsel op de beeldvorming, kan een operatie noodzakelijk zijn.
    • Bankart-reparatie: herstel van het afgescheurde labrum.
    • Latarjet-procedure: verplaatsen van een botfragment van het schouderblad naar de voorzijde van de schouderkom voor extra stabiliteit.
    • Bij MDI wordt bij uitzondering een arthroscopische kapselverkleining of -versteviging uitgevoerd, als intensieve fysiotherapie onvoldoende effect heeft.

Revalidatie
Na de operatie wordt de arm gedurende 4-6 weken in een mitella ondersteund om te herstellen. Daarna volgt een gefaseerd fysiotherapieprogramma met focus op mobiliteit, spierkracht en stabiliteit. De totale revalidatie duurt meestal 4–6 maanden. Bij MDI zonder operatie is het oefentraject vaak langduriger en vraagt het consequente inzet.

Verwante afdelingen